Burgerdialoog

De Burgerdialoog

De Burgerdialoog is een bijzondere vorm van burgerparticipatie. Het mag niet worden verward met Burgerberaad.

Hieronder maken we duidelijk wat de toegevoegde waarde is van een burgerdialoog in een beleidsproces om complexe maatschappelijke resultaten te boeken.



Waarom een burgerdialoog?

Een burgerdialoog is een instrument dat je kunt inzetten in het kader van burgerparticipatie. Het is een bijzonder instrument dat deel uitmaakt van een proces dat gericht is op het creëren van Samenlevingsbeleid. De afbeelding hieronder brengt de stappen in beeld; de zevende stap is het organiseren van burgerdialogen. De stappen die eraan voorafgaan brengen het maatschappelijk probleem in volle omvang in beeld, zorgen voor een analyse van het vraagstuk, laten een en ander valideren door experts en zorgen voor een opmaat om succesvol burgerdialogen te organiseren.

Het resultaat is de verwoording van de Algemene Wil van het volk dat voor de politiek het vertrekpunt vormt voor het nemen van besluiten in het Algemeen Belang.

Proces van Samenlevingsbeleid Creëren

Wat is een burgerdialoog?

Een burgerdialoog is een bijeenkomst van burgers die zich beraden op de wenselijke ambitie met betrekking tot het oplossen van een maatschappelijk vraagstuk en de koers die op hoofdlijnen moet worden gevaren om die ambitie te bereiken. Een burgerdialoog bedenkt geen concrete oplossingen voor het maatschappelijk probleem, maar delibereert op het niveau van waarden. De uitspraak kan worden gezien als een formulering van de Algemene Wil, zoals bedoeld door Jean-Jacques Rousseau.

Waarin verschilt een burgerdialoog van een burgerberaad?

In onderstaande tabel staan de verschillen tussen een Burgerdialoog en een Burgerberaad op een rijtje.

Burgerdialoog

Burgerberaad

Is een stap in een proces – geïnitieerd door de politiek – dat moet leiden tot Samenlevingsbeleid

Staat op zichzelf en wordt geïnitieerd door de politiek of burgers

Politiek commitment is een gegeven (qua proces, niet per se qua uitkomst)

Politiek commitment moet worden verworven, maar is geen zekerheid

Iedereen is welkom om deel te nemen

Deelnemers worden geselecteerd via loting met het oog op het creëren van een dwarsdoorsnede van de samenleving

Kennisverwerving via consultatie van sleutelfiguren, analyse en validatie hebben al in voorgaande fasen plaatsgevonden

Deelnemers vergaren informatie om hun kennis van het onderwerpelijke maatschappelijke probleem te vergroten

Via op overeenstemming gerichte dialoog worden op het niveau van waarden uitspraken gedaan 

In kleine groepen wordt via dialoog geprobeerd om tot overeenstemming te komen over de op te stellen (oplossingsgerichte) aanbevelingen

Eindigt met gedeeld begrip, dat uitdrukking geeft aan de Algemene Wil

In een plenaire zitting wordt gestemd over aanbevelingen

De Algemene Wil wordt zonder vorm van dwang overgedragen aan de politiek

De aanbevelingen gaan als 'dwingend' advies naar de politiek

Hoe organiseer je een burgerdialoog?

Zoals hierboven gemeld volgt de burgerdialoog na de processtap van de expertmeetings. Deze meetings leveren indicatief visies en streefbeelden op met daarnaast een lijst van politiek-bestuurlijke interventiepunten. Het procesteam bewerkt deze tot een alles overkoepelend visiedocument. Afhankelijk van de resultaten van de expertmeetings kunnen er meerdere visies op tafel liggen. Voordat die aan de politici worden voorgelegd brengen we burgers in positie om door middel van een Burgerdialoog te komen tot consensus.

Burgerdialogen zijn per definitie kleinschalig. Ik denk daarbij aan maximaal 10 deelnemers. Een dialoog is een onderzoeksgesprek gericht op gezamenlijk nadenken, op redelijke argumentatie en gemeenschappelijke analyse van een thema. Als voorbereiding op de dialoog wordt met elke deelnemer een voorgesprek gevoerd. Daarin kan de deelnemer verhelderende vragen stellen over de tot dan toe opgeleverde procesdocumenten (Omgevingsanalyse, Bloemlezing en Probleem- en Oorzakenanalyse), zodat daarover geen discussie meer is. Verder kan de deelnemer vragen op tafel leggen die aan de orde kunnen komen tijdens de dialoog. Bovendien worden de deelnemers uitvoerig geïntroduceerd in de methodische aspecten van de dialoog (zie Schwaab, Humberto (2021). Socratic Design. Hoe we zelf het bestaan ontwerpen. ISVW Uitgevers, p.101).

De dialoog wordt grondig voorbereid door de gespreksleider, die ordening aanbrengt in de vragen door hoofdvragen van subvragen te onderscheiden. Tijdens de dialoog worden gespreksregels gehanteerd en dat vraagt discipline van de deelnemers. Het voeren van een dialoog is vele malen moeilijker dan het voeren van een discussie.

Hoeveel dialogen georganiseerd gaan worden is moeilijk te voorspellen. Dat hangt net als bij de expertmeetings af van het voorliggende materiaal. Deelnemers voor de dialogen worden geworven via openbare oproepen: iedereen kan er in beginsel aan deelnemen. Praktische mogelijkheden zullen het aantal dialogen en het aantal deelnemers mogelijk begrenzen. Afhankelijk van de situatie vindt bij een te groot aantal kandidaat-deelnemers loting plaats zónder criteria dan wel mét criteria wanneer dat relevant is.

Een dialoog moet leiden tot een gezamenlijk inzicht van de deelnemers. De dialogen bij elkaar vormen een totaalbeeld dat we kunnen duiden als de Algemene Wil. Let wel, dit is wat anders dan de wil van allen. Het resultaat wordt meegegeven aan de politici ten behoeve van de volgende stap in het proces.

De ideale gesprekssituatie als noodzakelijke voorwaarde

Voor een perfect verlopende burgerdialoog streven we ernaar om een ideale gesprekssituatie te creëren. Deze moet aan de volgende eisen voldoen.

  1. Ten eerste moeten alle potentiële deelnemers een gelijke kans hebben om een discussie in een discours te beginnen, waarbinnen de aanspraken die gedaan worden in communicatief handelen te toetsen zijn. 
  2. Ten tweede moeten alle betrokkenen een gelijke kans hebben om inderdaad aan de discussie deel te nemen, hun beweringen en conclusies, verklaringen en interpretaties, ideeën en suggesties, maar ook vragen, twijfels en kritiek moeten gehoord kunnen worden. 
  3. Ten derde mogen er tijdens de discussie tussen de betrokkenen geen machtsverschillen bestaan die zouden kunnen verhinderen dat bepaalde argumenten onttrokken worden aan de discussie, of dat ze een onaantastbaar karakter krijgen. Deze regel komt voort uit de ‘externe handelingen’ uit het voorafgaande citaat. 
  4. Tenslotte moeten alle betrokkenen zich waarachtig tegenover elkaar uiten. Dat betekent dat de betrokkenen eerlijk moeten zijn in hun intenties, zodat uitgesloten kan zijn dat zij elkaar manipuleren en daarmee strategisch handelen in plaats van communicatief handelen. Hier gaat het om het uitsluiten van de ‘dwang die voorkomt uit de structuur van communicatie’ uit het voorafgaande citaat (zie Kunneman, Harry en Jozef Keulartz (1985). Rondom Habermas. Analyses en kritieken. Boom, pp. 106-107).

We hebben het hier over de ‘ideale’ gesprekssituatie. Verwijzend naar het eerste punt zal het in de praktijk niet mogelijk zijn om iedereen deel te laten nemen aan een gesprek. Waarom het gaat, is dat mensen niet op voorhand uitgesloten mogen worden vanwege welk criterium dan ook.
In een burgerdialoog kunnen deelnemers elkaar bevragen op drie aspecten, door Habermas geldigheidsaanspraken genoemd. De eerste betreft de objectieve wereld van de waarheid. We hebben al een aantal processtappen doorlopen, waarbij de maatschappelijke problematiek van alle kanten is bekeken, geanalyseerd en besproken. Daarmee hebben we strikt genomen het theoretische discours over de objectieve wereld afgerond. Bij de Burgerdialoog kunnen we ons concentreren op het praktische discours die betrekking heeft op de juistheid van normen. Zo zorgen we ervoor dat de sterkste argumenten van doorslaggevende aard zijn om te komen tot een rationeel oordeel.

Habermas onderscheidt in het praktische discours vier stappen:

  1. De juistheid van normen mag ter discussie worden gesteld.
  2. Er moet voor of tegen de juistheid van de normen kunnen worden geargumenteerd. Belangrijk om te vermelden is dat Habermas van mening is dat het hierbij gaat om de vraag of de norm in kwestie al dan niet een universele strekking bezit en door alle betrokkenen kan worden onderschreven. Habermas sluit hierbij aan bij het Categorisch Imperatief van Immanuel Kant. Ik zie het ook als een uitdrukking van de Algemene Wil van Rousseau.
  3. De in het vorige punt genoemde discours vindt plaats tegen de achtergrond van normatieve vooronderstellingen. Ook deze vooronderstellingen moeten ter discussie kunnen worden gesteld.
  4. Er moet gereflecteerd kunnen worden op de beschikbaarheid en maakbaarheid van de middelen die noodzakelijk zijn (Kunneman, Harry (1986). De waarheidstrechter. Een communicatietheoretisch perspectief op wetenschap en samenleving, Boom, pp. 231-232).

Ik zal een voorbeeld noemen. Je kunt delibereren over de vraag of de eigen verantwoordelijk van mensen voor hun financiële situatie geheel bij hen moet liggen of dat je ongeacht de oorzaken van die situatie ook als samenleving een verantwoordelijkheid draagt (punt 1). Het streven is in de Burgerdialoog erop gericht om dit vraagstuk helemaal door te analyseren, totdat je commitment bereikt over een universele regel, die bijvoorbeeld als volgt luidt: ‘Wat er ook gebeurt, we laten niemand in de steek’ (punt 2). Een normatieve vooronderstelling kan zijn dat we ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ hoog in het vaandel hebben staan en dat ‘broederschap of solidariteit’ richtinggevend is. Deze vooronderstelling kan ook onderwerp van beraad zijn, immers niet iedereen hoeft het daarmee eens te zijn (punt 3). Je moet ook kunnen spreken over de gevolgen van het bij punt 2 ingenomen standpunt. Bijvoorbeeld dat dit tot gevolg heeft dat alle schulden van alle mensen worden kwijtgescholden. Is dat wel haalbaar en zo niet, waar blijf je dan met de universele regel (punt 4)?

Ten slotte worden argumenten ook nog onderzocht op het aspect waarachtigheid. Zijn de geuite argumenten waarachtig binnen een zeker waardenpatroon. De universaliteit van normen is niet haalbaar. We moeten hier volstaan met een toets of een uitspraak waarachtig klinkt uit de mond van degene die de uitspraak doet. Kunneman kiest in dit verband voor de term ‘identiteitsdiscours’ (zie Kunneman, Harry (1986). De waarheidstrechter. Een communicatietheoretisch perspectief op wetenschap en samenleving, Boom, pp. 234).